Verhaal van oud-leerling Jan

 

Achtergrond

Ik ben geboren in Soerabaja, Indonesië. Mijn vader was koffieplanter, een koloniaal beroep, dat ook zijn vader al beoefende. Het vak bestond uit de bedrijfsvoering van een koffieplantage: beheer van de koffieaanplant en toezicht op het proces van plukken van de koffiebessen en de verwerking
daarvan in een fabriek tot ongebrande koffiebonen plus de bijbehorende administratieve verwerking.

Al voor de oorlog (1937) ontmoette hij mijn moeder tijdens verlof in Nederland. Mijn moeder was verpleegster. Ze kwamen elkaar tegen in het ziekenhuis, waar hij korte tijd opgenomen was. Zes weken nadat ze elkaar hadden leren kennen vertrokken ze samen (getrouwd!) naar het toenmalige Nederlands-Indië. Mijn broer is daar in 1938 geboren. Tijdens de oorlog hebben mijn ouders, van elkaar gescheiden en zonder dat ze contact met elkaar konden hebben, in een Japans concentratiekamp opgesloten gezeten. Mijn broer mocht bij mijn moeder blijven (De jongens werden naar een mannenkamp overgebracht als ze 10 jaar oud werden en zo oud was hij nog niet). Hij is na de oorlog grotendeels bij de ouders van mijn moeder opgegroeid.

verhaal oud-leerling
Afbeelding 1 – Voor ons huis op het Idjen-plateau (Oost-Java)

Na de oorlog zijn mijn ouders weer samen verder gegaan en zijn
ze, toen dat kon, naar Nederland vertrokken. Het was in Indonesië nog een behoorlijke tijd onveilig voor Nederlanders door de strijd voor onafhankelijkheid,
die in het land gevoerd werd. Maar ja, mijn vader wilde zijn oude beroep weer oppakken en zo vertrokken ze na een tijd weer naar Indonesië, waar ik in 1949 geboren ben. Mijn zus werd in 1950 in Nederland geboren. Er werd blijkbaar nogal heen en weer gereisd! De oorlog en de onafhankelijkheid hadden Indonesië wel erg veranderd. Dat had tot gevolg, dat mijn ouders zich er niet meer thuis en veilig voelden. In 1955 vertrokken zij definitief uit Indonesië, ruim één jaar voordat alle Nederlanders voor de keuze gesteld werd om ofwel Indonesiër te worden, ofwel het land te verlaten. Velen kozen toen voor het laatste. De geuren van de tropen én van de concentratiekampen zijn altijd wel boven ons gezin blijven hangen.

verhaal oud-leerling
Afbeelding 2 Bij een warmtebron

School in Indonesië

Omdat wij in Indonesië erg afgelegen woonden op een koffieplantage in de bergen was er voor school alleen de keuze tussen een primitief dorpsschooltje en Nederlandstalig afstandsonderwijs van het IVIO. Mijn ouders kozen voor het laatste. Ik heb een paar maanden les gehad van mijn moeder. Volgens haar liep dat niet erg soepel; ik was meer geïnteresseerd in spelen… Maar toen wij in Nederland aankwamen en ik daar naar school ging was ik wel de enige, die de tafels van vermenigvuldiging al kende.

Nederland

Omdat er in die tijd in Nederland ook toen al woningnood heerste, kregen we huisvesting in zogenaamde contractpensions; door de overheid betaalde pensions en hotels waar immigranten uit Indonesië werden ondergebracht. In de loop van anderhalf jaar zijn hebben we in drie van deze contractpensions gewoond. Elk gezin kreeg één kamer toegewezen om te leven en te slapen, soms
met een schot van hardboard om de bedden van de kinderen af te schermen. In sommige onderkomens werd er voor je gekookt; in andere mocht je zelf koken in een centrale keuken. Het gebruik van trassi, een in de Indische keuken veel gebruikt, maar erg sterk geurend (zeg maar gerust: stinkend) ingrediënt was verboden! Ik denk, dat de manier, waarop wij woonden erg leek op de manier waarop tegenwoordig net aangekomen asielzoekers gehuisvest worden.
Uiteraard moest ik naar school; ik verveelde me er. Ik moest meedoen met het dagelijks klassikaal opdreunen van de tafels van vermenigvuldiging, die ik immers al lang kende. Uit stil protest playbackte ik die dan maar…..
Mijn vader kreeg slecht betaalde baantjes bij, onder andere, een fabriek waar explosieven werden gemaakt.

verhaal oud-leerling
Afbeelding 3 – Met vader, tante, moeder, opa, oma en zus achter het huis van mijn grootouders in Kudelstaart

Naar Peru

Tijdens ons verblijf in Nederland solliciteerde mijn vader naar werk op plantages in de tropen. Hij vond uiteindelijk een goedbetaalde baan op een koffieplantage in Peru, Zuid-Amerika. Dus wij vertrokken in 1957 voor 3 jaar naar dat land per schip; vliegen was toen nog veel minder gebruikelijk. Peru is een land met erg grote verschillen in landschap en klimaat. De hoofdstad Lima ligt aan de westkust aan de Stille Oceaan in een woestijn. De koffieplantage, waar wij woonden, lag zo’n 300 km ten oosten van Lima. Dat lijkt niet zo veel, maar het was een reis van een
hele dag. Direct buiten Lima begon de weg te stijgen; je moest het Andesgebergte over, over een bergpas van bijna 5 km hoog; er lag soms sneeuw. Ik had erg last van hoogteziekte. De weg was grotendeels smal en nog niet geasfalteerd, zodat je vaak maar heel langzaam kon rijden en soms op tegenliggers moest wachten.

Sommige plaatsen waren heel gevaarlijk door aardverschuivingen en gigantische rotsblokken, die de bergen af kwamen rollen. De oostkant van de Andes heeft een tropisch regenklimaat met een droge en een natte tijd. Wij woonden er op ongeveer 1200m hoogte. De temperatuur was prima, ‘s nachts fris en overdag een maximumtemperatuur van 25 graden. Dit klimaat is er erg geschikt voor de teelt van Arabica-koffie, een duurdere koffiesoort (in Nederland verkocht als Goudmerk koffie).

verhaal oud-leerling
Afbeelding 4 – De weg van/naar Lima

Ons huis

Ons huis lag afgelegen op een helling met een schitterend uitzicht over de bergen en de Rio(=rivier) Perené, waarvan het water uiteindelijk in de Amazone terecht komt. Direct achter ons huis begon het tropisch regenwoud. Toen we er kwamen wonen moest de tuin (ongeveer 2 hectare) nog ingericht worden. Mijn vader huurde een tuinman in. Er werden groentes voor eigen gebruik geteeld, verder mais voor kippenvoer en fruitsoorten, voor zover ze al heel snel opbrengst konden geven (ik noemde het al eerder: mijn vader had een contract voor 3 jaar), zoals ananas, bananen en papaja. Ik was zo verzot op papaja (dat oranje vruchtvlees heeft) dat mijn huid geel werd; als gevolg daarvan werd ik op rantsoen gezet.
Onze dichtstbijzijnde buren woonden ongeveer een kwartier met de auto van ons vandaan.

verhaal oud-leerling

School in Peru

Net als in Indonesië was er geen behoorlijke school in de buurt. Gelukkig was daar het IVIO. Elke maand kwam er een pakket uit Nederland met een boek met instructies voor de onderwijsgevende (in dit geval mijn moeder). Proefwerken werden opgestuurd naar een onderwijzeres, die in Frankrijk woonde en het werk met de beoordeling weer terugstuurde. Mijn ouders stonden volgens tropisch regiem om 6 uur op. Na het ontbijt begon mijn school om ongeveer 8 uur. Ik kreeg dan uitleg over wat ik die dag moest leren. Dat duurde ongeveer tot 9 uur, waarna mijn zus aan de beurt was. Ik kon naar mijn kamer om zelfstandig opdrachten te maken. Ik kreeg altijd het hele onderwijspakket mee, inclusief het instructieboek voor mijn moeder. Dat vond ik erg handig, omdat daarin de uitwerking van opdrachten en de antwoorden instonden. Daar maakte ik graag gebruik van bij het maken van mijn huiswerk! Mijn moeder had dat natuurlijk best in de gaten, maar ze heeft er nooit iets van gezegd. Achteraf gezien (ik kan dat zeggen omdat ik later zelf in het onderwijs ben gaan werken) een erg moderne, effectieve en
efficiënte manier van onderwijs! Op de foto zie je mij, mijn zus en de tamme huisvogel Juanito, die, tot ons grote verdriet, later door een gifslang werd doodgebeten. De foto geeft een beetje een vertekend beeld. Voor de foto werd de schoolbank buiten gezet; de tropenzon was veel te warm om buiten te zitten, bovendien waren er veel steekmuggen (met bijbehorende ziektes als malaria en gele koorts).

verhaal oud-leerling
Afbeelding 6 – Mijn zus, mijn tamme huisvogel Juanito en ik.

Vrije tijd

Meestal was ik na zo’n half uur of drie kwartier wel klaar met mijn huiswerk, waarna ik de rest vande dag vrij was! Waren er andere kinderen? Nee, behalve mijn zus. Daarmee speelde ik wel in onze grote tuin. Desondanks heb ik mij nooit
verveeld; in de omgeving was altijd genoeg te beleven in de tuin, in de rand van het oerbos (heel ver durfde ik daar niet in te gaan) er waren natuurlijk schitterende
vogels, insecten, vogelspinnen, slangen (hoewel ik daar heel bang voor was) en allerlei planten. ‘s Nachts kwamen er wel dieren uit het oerwoud de tuin in zoals groepen capibara’s (een soort cavia ter grootte van een hond); we hebben ook wel eens de pootafdrukken van een jaguar (of ander groot roofdier) gevonden. ‘s Nachts bleven we dan ook maar binnen. De nachtelijke oerwoudgeluiden waren trouwens angstaanjagend genoeg. Dat begon al om een uur of 5 ‘s middags met het geluid van de cicaden (die maken het soort geluid van een krekel, maar dan 10 keer zo hard) . Eerst hoorde je er één, dan 10, dan 100 en bij het donker worden om een uur of 6 was er een krijsende muur van geluid, die in de ochtendschemering weer langzaam stilviel…

verhaal oud-leerling
Afbeelding 7 Ons huis

We hadden behalve een tuinman ook een huisjongen (klinkt decadent, maar in een land als Peru, waar armoede is, ben je asociaal als je, terwijl je het wél kunt betalen, niet iemand in dienst neemt). Van hem heb ik ook een mondje Spaans geleerd, waarmee ik me altijd nog kan redden als ik in Spanje ben. De woorden Quechua (de taal van de Inca’s), die hij me leerde, ben ik helaas vergeten.

Afbeelding 8 – Oorspronkelijke bewoners wonend aan de overkant van de rivier

Gevaar

Behalve de natuur was er ook het gevaar en de voelbare dreiging van de mensen. Op markten en dergelijke werd je soms “Mala Gringo”(Slechte vreemdeling) toegevoegd. Ook wij, onschuldige kinderen kregen dit wel te horen. Europeanen waren vreemdelingen, die, volgens sommigen, uit het land moesten verdwijnen. Ergens begrijpelijk, we woonden in een land, ooit onderworpen door

Francisco Pisarro en zijn wrede Spaanse veroveraars en waar de natuurlijke rijkdommen door westerse ondernemers het land werden uitgehaald. Overal zag je teksten op de rotsen staan met “Yanqui go home” en “Apra”, een politieke beweging, die toen het land voor de Peruanen wilde hebben. (veel later werd “Apra” een nationaal geaccepteerde partij). Mijn vader had, als werknemer van een Amerikaanse onderneming, dan ook een kast (met een lamp, die dag en nacht brandde tegen het tropische vocht) waarin een geweer, een pistool en een hele stapel dozen met patronen stonden. Gelukkig tijdens ons verblijf nooit gebruikt….
Voor mijn ouders was het een beetje een herhaling van de geschiedenis uit Indonesië.
Na 3 jaar besloten ze dan ook het contract niet te verlengen. Wel liet mijn vader zich nog overhalen om een half jaar bij te tekenen. Mijn moeder vertrok, met ons,
kinderen, wel na drie jaar, zodat we het schooljaar in Nederland (voor mij 6e klas, tegenwoordig groep 8) vanaf het begin konden volgen. De bootreis was weer prachtig met een schip (foto), dat in Peru, Ecuador, Colombia en Venezuela (via het Panamakanaal) havens aandeed om vracht voor Europa in te nemen: voornamelijk vismeel en bananen.

verhaal oud-leerling

Weer in Nederland

Dat was wel wennen: een school, waar je de hele dag moest stilzitten, groepen kinderen, waar ik niet aan gewend was en die akelig pestgedrag vertoonden. Achteraf was ik wel blij met dat jaar op de basisschool. Op de HBS (tegenwoordig: Atheneum), waar ik na één jaar heen ging, was ik voldoende aangepast om geaccepteerd te worden.

Terugblik op mijn ervaringen met het IVIO

Alhoewel het lang geleden is, denk ik met warme gevoelens aan het thuisonderwijs: individuele aandacht, de snelle leerling hoeft zich niet te vervelen en aan te passen aan de langzame leerling, veel vrije tijd over om je in andere zaken te verdiepen dan alleen schoolse beslommeringen.

Nogmaals: als ik terugkijk, ook als iemand die zelf in het onderwijs gewerkt heeft, vind ik het voor die tijd modern en goed opgezet. Tegenwoordig heb ik medelijden met kinderen, die vaak onnodig hele dagen op school moeten doorbrengen. Dat kinderen tijdens Covid-19 thuis op afstand moe(s)ten leren vind ik minder
zielig. Wel ben ik van mening, dat het Nederlandse basisonderwijs gebruik zou kunnen en moeten maken van de expertise van het IVIO.

Jan van Toorenenbergen